De vorige maand had mijn column de titel ‘Participatie en inclusie, mooie woorden, maar in de praktijk ………..’ In mijn betoog vulde ik de titel aan met de woorden ‘…… komt er geen klap van terecht’. Ik baseerde mijn sombere kijk op het feit dat mensen met een beperking het perron op het station in Winsum veel te vaak niet op of af kunnen, het aantal kinderen dat naar het speciaal onderwijs wordt verwezen weer toeneemt, we vluchtelingen verhinderen werkervaring op te doen omdat ze de Nederlandse taal nog niet beheersen en mensen met een beperking op Het Hogeland nog te weinig mogelijkheden hebben om te sporten. Uiteraard is deze opsomming verre van volledig.
In deze column wil ik een blik op de arbeidsmarkt werpen. Ook op de arbeidsmarkt spelen de begrippen participatie en inclusie een hoofdrol. Overal lees je dat we naar een inclusieve arbeidsmarkt streven en als je al enige tijd geen werk hebt, dan heb je te maken met de participatiewet. Ook nu geldt weer: ‘Participatie en inclusie, mooie woorden, maar in de praktijk komt er geen klap van terecht’.
Laten we gewoon even naar de toekomstige gemeente ‘Het Hogeland’ kijken. In totaal zijn ongeveer 1800 mensen afhankelijk van de gemeente. Van die 1800 hebben ongeveer 400 mensen een dienstverband met Werkplein Ability omdat ze nog een beroep kunnen doen op de oude werkvoorziening. Dat betekent dat 1400 mensen een bijstandsuitkering ontvangen en ondersteund moeten worden bij het vinden van werk. Voor begeleiding naar werk of re-integratie is echter een zeer beperkt budget beschikbaar. Dat komt onder andere door forse bezuinigingen van het Rijk. De gemeente staat daarom voor de vraag: ‘Steken we het schaarse geld in alle mensen van die groep of investeren we in een beperkte groep ‘kansrijken’? Voor het laatste is gekozen. Dat doen overigens heel veel gemeenten.
De consequentie ervan is dat voor een hele grote groep (op Het Hogeland ruim 800 mensen) het doel om hen te re-integreren naar werk is losgelaten. De mensen in deze groep worden geplaatst in het zogenaamde participatiespoor. Voor hen lijkt betaald werk uitgesloten en daarom is maatschappelijke participatie het doel geworden. Om het even oneerbiedig te zeggen, maatschappelijke participatie is een verhullend taalgebruik voor ‘vrijwilligerswerk’.
Maar ook vrijwilligerswerk doe je niet zomaar. Ook dat vraagt begeleiding en ondersteuning, als je weinig werkervaring en mogelijk andere beperkingen hebt. En aan die begeleiding ontbreekt het omdat het geld er niet voor is. Bovendien zijn die zogenaamde participatiebanen er niet zomaar. Net als je voor ‘echte’ banen, werkgevers moet benaderen, zul je dat ook voor maatschappelijke banen moeten doen. En ook daar is geen geld voor. Als regelmatige en structurele begeleiding en ondersteuning voor deze groep ontbreekt en als participatiebanen niet in kaart worden gebracht, dan blijft het bij mooie woorden en komt er in de praktijk geen klap van participatie terecht. Dit staat nog los van de vraag of het wel rechtvaardig is dat je in een deel van de groep wel tijd en moeite investeert en in een ander deel van die groep niet. Iedere inwoner in de bijstand moet basisbegeleiding en ondersteuning naar werk kunnen krijgen en niemand verdient het om als kansarm ingedeeld te worden.
Laten we dan ook direct ophouden met het onderscheid tussen werk en vrijwilligerswerk. Iedereen wil werk en niet met vrijwilligerswerk afgepoeierd worden. Laten we bovendien erkennen dat werkgevers liever geen mensen aannemen die al langere tijd aan de kant staan en laten we ook erkennen dat het aantal banen in onze regio zeer beperkt is. Dat verplicht de overheid om de banen die ontstaan in de samenleving, in de buurten en dorpen door initiatieven van de bewoners, als echte banen of basisbanen te bestempelen. Basisbanen waarvoor een ‘echt’ salaris betaald wordt. Een salaris dat in ieder geval hoger is dan de uitkering.
Ik realiseer me dat dat geld kost. Maar als we het niet willen laten bij mooie woorden dan vraagt het moedige politieke keuzen. Van participatie werk maken, het kan, als we het willen.