Terwijl wij in de gemeenteraad spraken over omstreden onderwerpen als MFA Bedum, Werelderfgoedcentrum Waddenzee, Boogplein en bedrijven in de Oostpolder bij de Eemshaven, werd er in de landelijke pers aandacht besteed aan een onderzoek van de Erasmus School of Economics. Een onderzoek dat nogmaals bevestigt dat er van kansengelijkheid in het onderwijs nog steeds geen sprake is. Maar ook blijkt dat kansengelijkheid in plattelandsgebieden een hardnekkiger probleem vormt dan in de grote steden. Hoe kan het toch dat de resultaten van een dergelijk onderzoek op geen enkele wijze in de Hogelandster samenleving, politiek en media een rol spelen?
Meestal zijn het hele concrete onderwerpen, zoals de omstreden onderwerpen die ik hiervoor heb genoemd, waarover inwoners mij bellen of mailen, waarover ingesproken wordt in de raad en waarover we kunnen lezen in de regionale kranten. Heeft dat te maken met de tastbaarheid en met de ‘achtertuin’ waarin deze zaken spelen? Ik vermoed het, maar ik doe ook een pijnlijke constatering. Er zijn dus gewoon Hogelandster kinderen die nu en straks niet op de plek in de samenleving terechtkomen, die ze op grond van hun talenten wel zouden verdienen. En dat lijkt er voor niemand ook maar enig moment toe te doen.
Ik kan me voorstellen dat mensen die niets over dit onderzoek hebben gelezen zich afvragen waar ik het over heb. Dat begrijp ik. Ik zal daarom iets meer over de uitkomsten van het onderzoek vertellen en de mogelijke betekenis ervan voor Het Hogeland. Bij de overgang van een kind van de basisschool naar een school voor voortgezet onderwijs wordt de schoolkeuzebepaald door de eind- of citotoets en het schooladvies. Hoewel de eindtoets het meest objectief is, is het schooladvies van de leraar van groep 8 leidend. De onderzoekers verzamelden van bijna alle leerlingen tussen 2015 en 2019 de resultaten van de eindtoets. Vervolgens vergeleken zij het definitieve advies dat die kinderen hadden gekregen met hun eindtoetsadvies. En wat bleek, kinderen uit gezinnen met een relatief laag inkomen krijgen vaker dan gemiddeld een lager schooladvies dan die uit hun eindtoets komt. Deze kinderen krijgen een zogenaamd onderadvies. Nu zal de lezer wellicht zeggen: ‘Dat is toch niets nieuws, dat is toch al heel lang bekend?’ Ja, dat klopt, maar er komt een ander, voor mij nieuw resultaat uit het onderzoek. In landelijke gebieden, zoals Het Hogeland, krijgen kinderen uit gezinnen met lagere inkomens veel vaker een onderadvies dan in de steden en met name de Randstad. Om het nog erger te maken, het verschil tussen stad en platteland is groter dan de verschillen in inkomens. Landelijk ligt het aantal kinderen dat een onderadvies krijgt op 13,6 procent, maar er zijn plattelandsgemeenten die een score van 31 procent halen. Gelukkig hoort Het Hogeland daar niet bij, maar we scoren wel bovengemiddeld.
Is dat erg, zo zou je je kunnen afvragen. Ja, dat vind ik heel erg. Het betekent dat kinderen niet de gelegenheid krijgen de talenten waarover ze beschikken te ontwikkelen. Hun talenten worden en blijven verborgen. Bovendien kun je constateren dat het dus (nog altijd) uitmaakt waar je wieg heeft gestaan. En er zijn dus gewoon scholen die dat in stand houden. Dat klinkt hard, maar je kunt er niet omheen. Overigens geloof ik er niet in dat leraren of schoolteams dat bewust doen. Ongetwijfeld doen ze het met goede bedoelingen. Wellicht omdat het kind een slechtere werkhouding heeft, zich trager ontwikkelt of minder kan rekenen op ondersteuning van thuis. Misschien speelt het voortgezet onderwijs daarin ook een rol. Je kunt je voorstellen dat de ene school de toekomstige leerlingen alle kansen wil bieden en zittenblijven op de koop toeneemt en een andere school meer hecht aan lage percentages zittenblijvers. Welke goede bedoelingen basisscholen ook hebben om ‘voorzichtig’ of ‘behoudend’ te adviseren, feit is dat er binnen scholen en schoolbesturen verschillende culturen blijken te bestaan. Er zijn scholen die structureel voorzichtig of behoudend adviseren en er zijn scholen die jaar in jaar uit hun leerlingen optimale kansen willen bieden, zo blijkt uit onderzoek van de RUG.
Terug naar Het Hogeland. Zoals eerder al geschreven, wordt er in onze gemeente bovengemiddeld vaak een onderadvies gegeven. We weten ook dat het gemiddelde opleidingsniveau lager is. Er wonen hier relatief veel inwoners die laag of middelbaar zijn opgeleid. Ten opzichte van het landelijk beeld bestaat de Hogelandster beroepsbevolking uit iets meer middelbaar opgeleiden, maar vooral minder hoogopgeleiden. Bovendien spreekt Het Hogeland in het kader van het lokale NPG-programma ‘Kop op Het Hogeland’ de ambitie uit om het onderwijsniveau in relatie tot de toekomstige arbeidsmarkt te versterken. In zo’n context kun je toch niet toestaan dat talent verborgen en niet voldoende aangesproken en/of benut wordt! Dit kun je toch niet laten gebeuren in je ‘achtertuin’. Ik roep de wethouder van onderwijs hierbij op om met de schoolbesturen in gesprek te gaan over de mogelijke cultuur van onderadvisering. Talent mag op Het Hogeland niet verborgen blijven!
Afbeelding van Wokandapix via Pixabay