In november 2019 verscheen van mij een column onder de titel ‘Praatjesmaker’. De veroorzaker van deze titel was mijn kleinzoon, die toen 9 jaar was. Hij was teleurgesteld omdat ik op onze oppasdag weer politieke activiteiten had en hij zich juist had verheugd op een potje voetbal met of eigenlijk tegen mij. Dat kon dus weer eens niet doorgaan en hij verzuchtte: ‘Die praatjesmakers van de gemeenteraad ook’.
Soms voelde ik me als raadslid ook wel eens een praatjesmaker. Vrijwel altijd had dat te maken met situaties waarin je invloed beperkt of ‘nul’ is. In april 2019 zei ik in een raadsvergadering: ‘Terzijde en daarmee sluiten we af, de PvdA vindt de entree aan de zuidzijde van Winsum met de vele reclame- en promotieborden een rommeltje’. Een half jaar later, In november vroeg Martin Drent van RTVNoord me naar de stand van zaken, want nog steeds stonden de borden er. En nu, drie jaar later, staan ze er nog. Zo zijn er meer voorbeelden te benoemen, waarop je invloed tamelijk beperkt is. Denk aan de snelfietsroute Groningen-Winsum. Na jaren ligt de route er, maar het laatste stukje nog niet. Het is weliswaar een provinciale aangelegenheid en er ligt een boer dwars, maar de bevolking realiseert zich dat vaak niet en doet een beroep op de lokale politiek. De stank van een biovergister, die veel inwoners van Winsum dwingt om ramen en deuren te sluiten is een ander voorbeeld. Het onderwijs is ook zo’n voorbeeld. Terwijl het onderwijs kinderen de sleutels biedt voor hun diverse maatschappelijke loopbanen met daarbij horende diverse inkomens, slaagt datzelfde onderwijs er nog steeds niet in iedereen gelijke kansen te bieden. Ik verwijs daarvoor graag naar mijn column ‘Verborgen talent op Het Hogeland’. Jeugdzorg kan ik eigenlijk ook wel aan dit rijtje toevoegen. Als raadslid ben je niet in staat om dit ingewikkelde veld te overzien en dus is keuzen maken uitermate lastig. Tot slot wil ik ook het armoede- en minimabeleid noemen. Van de Rijksoverheid mogen we geen inkomenspolitiek bedrijven. Met het armoede- en minimabeleid kun je de pijn van betrokken inwoners verzachten, maar waar het echt op aankomt, namelijk het verhogen van het minimumloon en daaraan gekoppeld de uitkeringen, daar ga je als gemeenteraad niet over. Met als gevolg dat je doorlopend bezig bent om het armoede- en minimabeleid te midden van alle andere uitgaven in stand te houden. Maar ondertussen verandert dit beleid doorlopend en dat is niet wenselijk.
Tegelijkertijd ziet deze ex-praatjesmaker dat de gemeenteraad ook heel veel wel tot stand brengt. Ik noem dan bijvoorbeeld de school in Baflo, het levendige centrum van Winsum, de waterwerken van Zoutkamp, Vakland en het Werelderfgoedcentrum, dat tot stand komt door particulier initiatief en de gemeente slechts €1 miljoen kost. En ja, dat lukt alleen door in de gemeenteraad met elkaar in gesprek te gaan of om het anders te zeggen, de rol van ‘praatjesmaker’ uit te hangen.
Onder invloed van de toegenomen mondigheid van delen van de samenleving zie ik raadsleden ook in de rol van ‘luisteraar’ gedwongen worden. Maar laat ik eerst even een kleine uitstap maken. Als gevolg van de toegenomen individualisering, hebben we een veelheid aan politieke partijen gekregen. Partijen die meer aansluiten bij de individuele vraag van de kiezer. Het algemeen belang raakt wat meer op de achtergrond. Terwijl de vraag ‘Wat levert het mij als individu op of wat levert het mijn dorp op?’ aan belang wint. We maken een belangenafweging en politieke partijen worden daarop afgerekend. Dorpsbelangenverenigingen en bewonersgroepen zijn tamelijk vasthoudend en dwingend geworden. Veelvuldig hoort een raadslid de zin ‘Er moet beter geluisterd worden’. Naar wie en de vraag of er nog andere belangen of belanghebbenden zijn, wordt voor het gemak vergeten. Omdat ik niet opnieuw zitting wilde nemen in de gemeenteraad, heb ik op enige afstand naar de verkiezingsdebatten kunnen kijken. Bij één van de debatten heb ik één en ander zelf kunnen ervaren. De lijsttrekkers of hun vervangers, werden in de beklaagdenbank geplaatst en er was in het geheel geen sprake meer van een debat. Het leek inderdaad op een ‘afrekening’. Tot overmaat van ramp hoorde ik de lijsttrekkers ook nog eens verzuchten: ‘Er moet inderdaad meer geluisterd worden’, terwijl van de andere kant geen enkele behoefte bestond om te luisteren. En dan waren er bij dat debat ook nog eens meer vertegenwoordigers van politieke partijen dan inwoners aanwezig. Naar wie moet geluisterd worden? Wat vinden al die mensen die thuis zijn gebleven dan?
Deelname aan politiek vraagt zelfbewuste raadsleden, raadsleden die niet alleen luisteren en doen wat de inwoner vraagt. Deelname aan politiek, in welke rol dan ook, vraagt wederkerigheid. Halen en brengen, zenden en ontvangen, argumenten verwoorden en tegenargumenten inbrengen vormen de keerzijde van dezelfde medaille. Raadsleden en inwoners (of die zich nu hebben verenigd in dorpsbelangenverenigingen, inwonersgroepen, belangenverenigingen of actiegroepen), moeten met elkaar in gesprek en dat is iets anders dan dat de één luistert en de ander praat. Deelnemen aan het politiek proces vraagt van alle deelnemers, raadsleden en inwoners, dat ze afwisselend de rol van ‘luisteraar’ en ‘praatjesmaker’ innemen.