De gemeenteraad is in de zomermaanden niet bijeen geweest. Alle tijd en gelegenheid voor mij om klussen om het huis te doen, prachtige boeken te lezen, te wandelen en te fietsen. Op één van die vele prachtige zomerdagen liep ik met een vriend een rondje Schaphalsterzijl. De snelheid zat er niet erg in. Enerzijds omdat wij ontstellend veel gespreksstof hadden, anderzijds omdat zijn trouwe viervoeter doorlopend op zoek was naar mollen. Het ging zelfs zo traag dat bij mij de vrees rees dat we de finish (een terras met een heerlijk blond Belgisch biertje) niet tijdig zouden halen. Het is gelukkig goed gekomen.
Op het terras ging ons gesprek gewoon door. Uiteraard was ook de Winsumer politiek onderwerp van gesprek. Nadat ik had afgerekend, werd ik aangeklampt door een inwoner van Winsum met de vraag of hij mij iets mocht vragen. Natuurlijk bood ik die gelegenheid graag. Uiteindelijk ben ik volksvertegenwoordiger. Mijn gesprekspartner begon over een raadsvergadering van 29 mei. Eigenlijk stelde hij me daarover geen vraag, maar wilde hij zijn ergernis daarover kwijt.
Laat ik even kort over die vergadering iets zeggen. In die vergadering spraken wij over de financiële regeling chronisch zieken en gehandicapten. Ik kan daar inhoudelijk heel veel over vertellen, maar dat ga ik niet doen. In 2016 is er, nadat het rijk het met korting heeft overgeheveld naar de gemeenten, een regeling voor deze doelgroep bedacht. Ook is vastgesteld dat die regeling in 2017 geëvalueerd zou worden. Om op basis daarvan te besluiten of en in welke vorm de regeling zou kunnen blijven voortbestaan. In de raadsvergadering van 29 mei 2018 bespraken wij de evaluatie. Vijf maanden te laat! En moesten we beslissen over een nieuwe regeling ingaande 1 januari 2018. Met terugwerkende kracht dus. Onze inwoners werden dus vijf maanden te laat geïnformeerd over een regeling die ook nog eens slechter uitviel dan die van 2016 en 2017.
Dat kan gewoon niet. In de raad heb ik gezegd dat ik dat op z’n minst niet netjes vond, maar het is natuurlijk gewoon onbehoorlijk. Bovendien was er geen enkele speelruimte meer. Naar mijn gevoel kon je er als raad vrijwel niets meer aan veranderen, vooral ook niet omdat de onzekerheid voor de betrokken inwoners dan nog langer zou aanhouden. In het debat heb ik dan ook geroepen dat ik mij met de kloten voor het blok gesteld voelde. De Ommelander Courant ‘kopte’ daarmee. Ik was boos en voelde me machteloos. Maar erger vond ik het voor de Hogelandsters om wie het gaat. Weer minder geld om te besteden!
Terug naar het terras. Degene die me aanklampte begint me uit te leggen hoeveel kosten hij maakt door zijn chronische aandoeningen. Hoe onterecht hij een korting vindt en uiteraard beklaagde hij zich over het proces. Vijf maanden niet weten welk bedrag je gaat krijgen, terwijl je wel extra kosten maakt. Hoge kosten zelfs, die betaald moeten worden van een uitkering. Tussen neus en lippen door verontschuldigde hij zich voor de glas cola die hij op het terras nam. Alsof hij niet eens op een terras zou mogen zitten en daar nog een schuldgevoel over moet hebben ook.
En ik? Ik kon alleen begrip tonen en stamelen dat hij gehoord had hoe ik in de raad gereageerd had. Uiteraard heb ik hem gelijk gegeven. Maar eigenlijk stond ik met de mond vol tanden. En dat is geen fijn gevoel! Gelukkig heeft wethouder Westerink mij deze week weer een oppepper gegeven, door mij ‘het rode geweten’ te noemen. Hetgeen ik als een geuzennaam beschouw. Neemt niet weg dat ‘het rode geweten’ met de mond vol tanden stond.