Als kind ben ik opgegroeid in Baflo. Na schooltijd, dat was in die tijd nog om 15.30 uur, trokken wij overalls en laarzen aan en speelden in de buurt. We beperkten ons echter niet tot de buurt. Veelvuldig trokken we het land in om ‘slootje te springen’. Al springend trokken we richting Tinallinge of Winsum. Regelmatig leidde dat tot een ‘kletspoot’ of als je minder fortuinlijk was een nat pak. Meestal trokken we op naar Winsum. De reden daarvan was eenvoudig. Wij woonden in de nieuwe buurt met uitzicht op Winsum.
Nu, ongeveer zestig jaar later, kijk ik vanuit mijn woning in Winsum uit op Baflo. Nooit, maar dan ook nooit, zie ik kinderen slootjespringen. Laat staan dat ze de groene ruimte tussen Winsum en Baflo oversteken. Al mijmerend probeer ik te achterhalen hoe die (bewegings)werelden van kinderen van toen en nu zo kunnen verschillen. Andere interesses spelen ongetwijfeld een rol. Maar, zo vraag ik me af, zou het ook veroorzaakt worden door de ruimtelijke inrichting? Ik heb sterk het gevoel dat ons landschap kinderen niet meer verleidt tot een struinende en springende verkenning. Je zou kunnen spreken van een verschraalde bewegings- en belevingsomgeving.
Is er in die tijd dan zoveel veranderd? Ja, in zowel Winsum als Baflo zijn nieuwe wijken en straten ontstaan. Beide dorpen zijn als het ware naar elkaar toegegroeid ten koste van sloten en land. Ook de ruilverkaveling van de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw heeft zijn steentje daaraan bijgedragen. Landbouwgrond is ingericht voor een toename van de productie. Met als gevolg dat sloten zijn gedempt, percelen zijn vergroot, struiken zijn gerooid en bomen omgezaagd. Het landschap is als het ware gestript. Dat gaat tot op de dag van vandaag door. Grote, saaie, groene weiden kleuren het Groninger land. Voor kinderen valt er dus ook gewoon niets meer te beleven.
En dat geldt niet alleen voor kinderen. Hogelandsters en Groningers in het algemeen hebben weinig mogelijkheden om natuur te ervaren. Gelukkig wordt dat goed gemaakt door onze vele authentieke, kleine dorpen. Maar kijk eens door de ogen van de wandelaar. Vrijwel al onze wandelpaden voeren over asfalt. Kerkenpaden en andere onverharde paden ontbreken vrijwel geheel. Volgens onderzoek van Stichting Wandelnet ervaren Groningers hun eigen wandelpaden als minst aantrekkelijk ten opzichte van alle andere provinciebewoners, aldus Frederic van Kleef in Noorderbreedte van 17 juni 2020. In datzelfde nummer schrijft de auteur: ‘Binnen Nederland kent de provincie Groningen veruit het minste aantal beschermde Natura2000 gebieden (7 van de in totaal 160). Bovendien liggen ze ver verwijderd van dorpskernen. Daarnaast heeft Groningen samen met Zeeland veruit het minste oppervlakte bos van Nederland’.
Zonder overdrijving kun je wel stellen dat de economische waarde, die aan onze grond is en wordt toegeschreven, alle andere waarden verre overtreft. Het landbouwbeleid van na de oorlog, gericht op ‘nooit meer honger’, heeft daartoe de aanzet gegeven. Met de ruilverkavelingen is dat beleid vervolgens geconcretiseerd en is als een golf over de vruchtbare Groninger klei (uit)gerold. De inwoners lieten de verkavelingsgolf gewoon over zich heen spoelen. Zo ging dat in die tijd. Ik heb mijn vader tenminste nooit over de verkavelingsbulldozer horen praten. Van inspraak over en protest tegen de dominantie van de economische waarde was geen sprake.
Nu, in 2021 en volgende jaren staan we voor grote ruimtelijke opgaven. Kwesties die in meer of mindere mate gevolgen voor de verdeling van de fysieke ruimte van onze gemeente zullen hebben, zijn bijvoorbeeld: energieopwekking, de warmtetransitie, de omgang met klimaatverandering en als afgeleide daarvan een mogelijke vraag naar waterberging, toerisme, intensieve veehouderij, situering van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen en nieuwe (dorps)natuur. Die kwesties komen als het ware samen in de nieuw op te stellen omgevingsvisie. Laten we de kans pakken en kiezen voor een verdeling van onze ruimte, die recht doet aan een grotere verscheidenheid aan waarden dan alleen de economische waarde. In tegenstelling tot de ruilverkaveling, die als een bulldozer ons landschap heeft gestript en ons is overkomen, moet iedere Hogelandster over de nieuwe verdeling van de ruimte kunnen meepraten. Want hoewel ik me donders goed realiseer dat de grond in handen is van grondbezitters, is de ruimte van ons allemaal.