We worden tegenwoordig doodgegooid met begrippen als ‘participatie’ en ‘inclusie’. Daarmee bedoelen we dat iedereen moet kunnen meedoen, dat er geen drempels bestaan om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, voor wie dan ook. Als we het dan hebben over maatschappelijk verkeer, dan gaat het niet alleen om werk en onderwijs, maar ook om wonen, reizen, theaterbezoek, winkelen, sporten en cafébezoek. Ongetwijfeld ben ik dan nog lang niet volledig.
Het zijn prachtige woorden ‘inclusie’ en ‘participatie’. Niemand kan er tegen zijn, maar ze betekenen pas iets als we ernaar handelen. In mijn somberste buien denk ik wel eens ‘Participatie en inclusie, mooie woorden, maar in de praktijk komt er nog geen klap van terecht’. Laat ik dat met een paar voorbeelden verduidelijken.
Denk alleen al eens welke barrière er in Winsum op het station wordt opgeworpen voor mensen met een beperking. Veelvuldig kunnen ze het perron niet bereiken en als de lift het dan al wel eens doet, dan moet je de urinestank op de koop toenemen.
Ander voorbeeld, onlangs meldden de media ons dat voor het eerst in enige jaren de toeloop tot het speciaal onderwijs weer toenam. Welke redenen daar ook aan ten grondslag liggen, dat neemt niet weg dat er voor sommige kinderen kennelijk een te hoge drempel bestaat om naar de gewone basisschool in de buurt te gaan. Wat passend onderwijs, wat inclusie, wat insluiten! We sluiten bepaalde kinderen nog steeds buiten!
Nog maar even een voorbeeld. Vluchtelingen worden onder het mom van ‘ze beheersen de taal nog niet’, van werk uitgesloten. Terwijl werk juist een heel goed middel zou kunnen zijn om de Nederlandse taal machtig te worden. Tot overmaat van ramp moeten ze ook nog eens hun eigen taalcursus uitzoeken en betalen. Aan de vluchteling wordt de taal-eis gesteld en verder geeft de overheid niet thuis.
Onlangs sprak ik met iemand uit de zorg. Zij zei, ik zeg het even in mijn woorden, ongeveer het volgende: ‘Doordat de toegang tot de zorg moeilijker is geworden, zie ik in de zorginstelling waarin ik werk, mensen binnenkomen die veel slechter zijn dan vroeger en hun mantelzorgers zijn op het moment van opname totaal overbelast’. Ieder mens met gezond verstand begrijpt dat dergelijke mantelzorgers niet meer optimaal kunnen meedoen aan het maatschappelijk verkeer.
En hoe zit het met sportdeelname? Ja, je leest over walking football, de oudjes kunnen blijven voetballen, maar hoe zit het met mensen met een beperking? Wellicht ken ik de mogelijkheden niet goed genoeg, maar hebben zij de mogelijkheid om zich op Het Hogeland bij een sportvereniging aan te sluiten en daadwerkelijk actief te sporten? Ik zou het hen gunnen, maar ik heb mijn twijfels. Vooral omdat een tweetal verenigingen in de discussie rond de sporthal bij De Tirrel zo nadrukkelijk hun eigenheid naar voren brachten.
Mooie woorden, maar in de praktijk komt er nog geen klap van terecht en dat terwijl in juli 2016 het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is bekrachtigd. Dat verdrag is niet vrijblijvend voor gemeenten. Het verplicht gemeenten om, in samenspraak met de doelgroep, drempels te slechten en ervoor te zorgen dat ze mee kunnen doen in onze samenleving. Die verplichting hebben de bestaande gemeenten Bedum, De Marne, Eemsmond en Winsum en die heeft ook de nieuwe gemeente Het Hogeland. Ik weet niet hoe nadrukkelijk dit onderwerp op de agenda van Bedum, De Marne en Eemsmond staat, maar ik kan me wel veroorloven te zeggen dat het onderwerp in Winsum nog te weinig aandacht heeft. Er ligt dus een mooie uitdaging voor Het Hogeland.
Ongetwijfeld zullen er krachten zijn, die zeggen dat ik te somber ben: ‘We realiseren toch maar mooi even De Tirrel en dat is inclusie optimaforma’. Daar ben ik het mee eens. We hebben de voorwaarde gecreëerd, maar daarmee is inclusie nog niet gerealiseerd. Ook als het gebouw er eenmaal staat, dan nog geldt voor De Tirrel: ‘Inclusie klinkt prachtig, maar het begrip betekent pas iets als we ernaar handelen en doen we dat niet, dan komt er geen klap van terecht’